Facebook Watervrienden Valkenswaard

Zwemvaardigheden 1+2+3

Wie het Zwem-ABC heeft behaald, kan veilig zwemmen. Na het Zwem-ABC kan de zwemvaardigheid nog verder ontwikkelt worden met de Zwemvaardigheidsdiploma's 1, 2 en 3.

Uw kind verbeterd met deze diploma’s de zwemslagen die je bij het zwem ABC hebt geleerd. Daarnaast leert uw kind ook nieuwe zwemslagen zoals: de vlinderslag en samengestelde rugslag.Kledingeisen zwemvaardigheid 1, 2 én 3

 

Kledingeisen

Badkleding
T-shirt, blouse of hemd met lange mouwen
Lange broek (lange broeken die naadloos aansluiten op de huid zijn niet toegestaan)
Schoenen (plastic, leren en sportschoenen zijn toegestaan; schoenen zonder echte zool zijn niet toegestaan.)
Het is toegestaan dat kandidaten i.p.v. een broek/blouse,  een jurk met lange mouwen of rok/blouse met lange mouwen dragen. De jurk/rok moet tot over de knie reiken.

 

EXAMENPROGRAMMA ZWEMVAARDIGHEID 1

 

IN BADKLEDING

 

4.1 Te water gaan van de bassinrand of een startblok met een sprong naar keuze, onmiddellijk gevolgd door 150 meter schoolslag waarbij minimaal 2 keer een correct keerpunt wordt gemaakt (met beide handen aantikken, afzetten met beide voeten, in borstligging).

5.1 Starten in het water (handen aan stang, bassinrand of startblok), gevolgd door 25 meter samengestelde rugslag.

6.1 Te water gaan van de bassinrand of een startblok met een startsprong, gevolgd door 25 meter borstcrawl.

7.1 Starten in het water (handen aan de stang, bassinrand of startblok), met wedstrijdstart gevolgd door 25 meter rugcrawl.

8.1 Te water gaan van de bassinrand of startblok met een startsprong, gevolgd door 8 meter (beginners)vlinderslag.

9.1 Te water gaan van de bassinrand of een startblok, met een sprong naar keuze, een aantal slagen schoolslag zwemmen, onmiddellijk gevolgd door het maken van een hoekduik en daarna aantikken van drie pilonnen, die op een onderlinge afstand van 2 meter minimaal 2 meter onder het wateroppervlak zijn opgesteld.

10.1 In het water, rugligging, handen bij de heupen, 5 meter wrikken (stuwen) in de richting van het hoofd, proef afronden met een gehurkte draai (360)

11.1 In het water, tweetallen, 4 x de bal werpen (vangen hoeft niet, afstand is minimaal 2 meter, werpen met één hand).

12.1 Starten in het water, 10 meter polocrawl zwemmen.

13.1 30 seconden ongelijkzijdig watertrappen.

 

 

GEKLEED ZWEMMEN

 

1.1 Te water gaan van de bassinrand of een startblok met een sprong naar keuze (helemaal onder water gaan); na het boven komen aansluitend
1.2 al watertrappend, van een (meegenomen of toegeworpen) plastic zak een drijfmiddel maken en hiermee 30 seconden blijven drijven (benen passief), aansluitend
1.3 proef afronden met zelfstandig uit het water op de kant klimmen.

2.1 Te water gaan van de bassinrand of een startblok met een kopsprong, direct gevolgd door (zonder boven te komen)
2.2 onder water oriënteren en onder water zwemmen door een gat in een verticaal in het water hangend zeil dat zich op 9 meter van de (start-)kant bevindt; vervolgens schoolslag tot 25 meter, daarna
2.3 50 meter enkelvoudige rugslag, 2 keer onderbroken door een koprol achterover (zonder adem halen 2x achter elkaar)
2.4 50 meter schoolslag, 2 keer onderbroken door:
2.4.1 onder een vlot in de lengte (minimaal 1,5 meter) door zwemmen
2.4.2 vervolgens er op klimmen en aan de tegenoverliggende kant er af gaan
2.4.3 wederom onder het vlot door zwemmen
2.5 proef afronden met zelfstandig uit het water op de kant klimmen.

3.1 Tweetallen. Een deelnemer die in het water ligt met behulp van flexibeam of lesplankje naar de kant trekken terug.

 


EXAMENPROGRAMMA ZWEMVAARDIGHEID 2

 

GEKLEED ZWEMMEN

 

1.1 Te water gaan van de bassinrand of een startblok met een sprong voorwaarts, (helemaal onder water gaan); na het bovenkomen aansluitend
1.2 al watertrappend, van een (meegenomen of toegeworpen) plastic zak een drijfmiddel maken en hiermee 1 minuut blijven drijven, aansluitend
1.3 proef afronden met zelfstandig uit het water op de kant klimmen.

2.1 Te water gaan van de bassinrand of een startblok met een kopsprong direct gevolgd door (zonder boven te komen)
2.2 onder water oriënteren en onder water zwemmen door een gat in een verticaal in het water hangend zeil dat zich op 9 meter van de (start-) kant bevindt, waarna (zonder boven te komen) een pilon op 12 meter (van de startkant) wordt aangetikt, vervolgens schoolslag tot 25 meter, daarna
2.3 50 meter enkelvoudige rugslag, 1 keer onderbroken door een koprol voorover en een koprol achterover, daarna
2.4 50 meter schoolslag, waarbij 1 keer het volgende onderdeel wordt uitgevoerd met tweetallen:
2.5 deelnemer A en B zwemmen naar elkaar toe, deelnemer A legt de handen op de schouders van deelnemer B en duwt deze even onder water terwijl hij/zij er overheen zwemt. deelnemer B zwemt onder deelnemer A door;
2.6 proef afronden met zelfstandig uit het water op de kant klimmen.

3.1 Tweetallen. Vanaf de kant met een hurksprong te water gaan met flexibeam of lesplankje in de hand, vervolgens de kant vastpakken, flexibeam of lesplankje laten vastpakken door de deelnemer die in het water ligt en deze naar de kant trekken.

 

IN BADKLEDING

 

4.1 Te water gaan van de bassinrand of een startblok met een sprong naar keuze, onmiddellijk gevolgd door 175 meter schoolslag, waarbij minimaal 2 keer een correct keerpunt wordt gemaakt (met beide handen aantikken, afzetten onder de waterspiegel met beide voeten, gevolgd door een hele cyclus (armbeweging tot heupen, 1 beenslag) onder water).

5.1 Starten in het water (handen aan stang, bassinrand of startblok), gevolgd door 50 meter samengestelde rugslag.

6.1 Te water gaan van de bassinrand of een startblok met een startsprong, gevolgd door 50 meter borstcrawl

7.1 Starten in het water (handen aan de stang, bassinrand of startblok), met wedstrijdstart, gevolgd door 50 meter rugcrawl

8.1 Te water gaan van de bassinrand of een startblok met een startsprong, gevolgd door 10 meter vlinderslag.

9.1 Te water gaan van de bassinrand of startblok, met een sprong naar keuze, een aantal slagen schoolslag zwemmen, onmiddellijk gevolgd door het maken van een hoekduik en daarna onder water door 2 staande hoepels zwemmen die op een onderlinge afstand van 2 meter minimaal 1,5 meter onder het wateroppervlak zijn opgesteld.

linksom, rechtsom, uitstrekken en aansluitend een draai van 360

10.1 In het water, rugligging, handen bij de heupen, 5 meter wrikken (stuwen) in de richting van de voeten, proef afronden met een gehurkte draai (360)

11.1 In het water, tweetallen, 4 x de bal werpen (vangen hoeft niet, afstand is minimaal 4 meter, met één hand werpen).

12.1 Starten in het water, 10 meter zwemmen met de bal met de polocrawl.

13.1 30 Seconden ongelijkzijdig watertrappen, op signaal 3 keer omhoog komen terug

 

EXAMENPROGRAMMA ZWEMVAARDIGHEID 3

 

GEKLEED ZWEMMEN

 

1.1 Te water gaan van de bassinrand of een startblok met een sprong voorwaarts, (helemaal onder water gaan); na het bovenkomen aansluitend
1.2 al watertrappend, van een (meegenomen of toegeworpen) plastic zak een drijfmiddel maken en hiermee 30 seconden blijven drijven, daarna onder water gaan, de plastic zak legen, weer boven komen en opnieuw met lucht vullen en 30 seconden drijven,
1.3 proef afronden met zelfstandig uit het water op de kant klimmen.

2.1 Te water gaan van de bassinrand of een startblok met een kopsprong direct gevolgd door (zonder boven te komen)
2.2 onder water oriënteren en onder water zwemmen door een gat in een verticaal hangend zeil dat zich op 9 meter afstand van de (start-)kant bevindt, waarna (zonder boven te komen) een pilon op 15 meter wordt aangetikt, vervolgens schoolslag tot 25 meter, daarna
2.3 50 meter enkelvoudige rugslag, 1 keer onderbroken door twee koprollen voorover en twee koprollen achterover, daarna
2.4 50 meter schoolslag, onderbroken door:
2.5 een hoekduik, onder water door een poortje heen, een halve draai om de lengte-as maken naar rugligging en zo boven komen
2.6 proef afronden met zelfstandig uit het water op de kant klimmen.

3.1 Tweetallen. Vanaf de kant met een hurkspropng te water gaan met flexibeam of lesplankje in de hand, flexibeam of lesplankje laten vastpakken door de deelnemer die minimaal 10 meter vanaf de kant in het water ligt en deze 10 meter in rugligging naar de kant trekken.

 


IN BADKLEDING

 

4.1 Te water gaan van de bassinrand of een startblok met een sprong naar keuze onmiddellijk gevolgd door 200 meter schoolslag, waarbij minimaal 3 keer een correct keerpunt wordt gemaakt (met beide handen aantikken, afzetten onder de waterspiegel met beide voeten, gevolgd door een hele cyclus (armbeweging tot heupen, 1 beenslag) onder water).

5.1 Starten in het water (handen aan de stang, bassinrand of startblok), gevolgd door 75 meter samengestelde rugslag.

6.1 Te water gaan van de bassinrand of een startblok met een startsprong, gevolgd door 75 meter borstcrawl, waarbij minimaal 1 tuimelkeerpunt wordt gemaakt (voorover tuimelen en afzetten in borst- of zijligging).

7.1 Starten in het water (handen aan stang, bassinrand of startblok), met wedstrijdstart, gevolgd door 75 meter rugcrawl, waarbij minimaal 1 keerpunt wordt gemaakt (op borst draaien, voorover tuimelen en (onderwater) afzetten in rugligging).

8.1 Te water gaan van de bassinrand of een startblok met een startsprong, gevolgd door 15 meter vlinderslag (bij voorkeur dolfijnslag).

9.1 Te water gaan van de bassinrand of een startblok, met een sprong naar keuze, een aantal slagen schoolslag zwemmen, onmiddellijk gevolgd door het maken van een hoekduik en daarna onder water een hoepel van de bodem optillen (deze bevindt zich horizontaal op de bodem, minimaal 2 meter diep), er doorheen gaan (uitvoering vrij) en vervolgens weer naar boven komen.

10.1 In het water, rugligging, handen bij de heupen, 5 meter wrikken (stuwen) in de richting van het hoofd, aansluitend een gehurkte draai (koprol) achterover.

11.1 Starten in het water, 10 meter zwemmen met de bal met de polocrawl, met z’n tweeën naast elkaar, de bal twee keer naar elkaar overspelen.
12.1 30 seconden ongelijkzijdig watertrappen, waarbij de bal minimaal 3 keer wordt overgegeven van de ene naar de andere hand, ruim boven het wateroppervlak.